Kaders en uitgangspunten
Inleiding
In het coalitieakkoord ‘Samen Duurzaam Vooruit’ is gekozen voor een degelijk financieel beleid in onzekere tijden. Onze ambitie is om ons huishoudboekje blijvend op orde te houden door een stabiel financieel beleid, heldere afspraken en financiële lenigheid om in te spelen op nieuwe omstandigheden. We willen de lokale lastendruk voor onze inwoners en bedrijven laag houden.
Tegelijkertijd spelen er tal van ontwikkelingen die direct en/of indirect invloed hebben op onze begroting. Hierbij denken we aan landelijke rijksontwikkelingen, maar ook mondiale ontwikkelingen die effect hebben op prijs- en renteontwikkelingen.
Goed om daarom vooraf stil te staan wat voor ons belangrijke kaders en uitgangspunten zijn voor deze programmabegroting.
Geopolitieke onzekerheid. De effecten vallen vooralsnog mee
Het centraal planbureau heeft in juli de zogenaamde concept macro economische verkenning 2025 uitgebracht. Kernpunten hieruit zijn:
- Amerikaanse importheffingen hebben een drukkend effect op de wereldhandel. In combinatie met extra onzekerheid op internationale (financiële) markten zorgt dit voor een verlaging van de groei in 2025 en 2026 ten opzichte van het Centraal Economisch Plan (CEP) van eerder dit jaar.
- De economie groeit desondanks gematigd door hogere uitgaven vanuit huishoudens en de overheid.
- Het overheidstekort loopt op door vooral hogere uitgaven voor zorg, sociale zekerheid, defensie en klimaat.
- De werkloosheid blijft laag en de armoede daalt.
De oproep vanuit het CPB is: “In deze onzekere tijd staat Nederland er nog altijd goed voor, maar de beleidsopgaven op het terrein van defensie, klimaat, stikstof en vergrijzing stapelen. Het is van belang om nu keuzes te maken en te investeren in ons toekomstig verdienvermogen en brede welvaart.”
Daarnaast zien we dat de Europese bank de rente een aantal keren heeft verlaagd. Dit is mogelijk omdat de inflatie dichtbij de doelstelling van 2 procent ligt die de ECB hanteert. We zien echter wel dan de rente voor langlopende geldleningen langzaam stijgt.
Koers voor de begroting
Geaccepteerd meerjarig tekort
We kiezen ervoor om te komen tot een sluitende begroting voor de jaren 2025-2027. In 2028 werken we met een geaccepteerd tekort van € 3,5 miljoen en vanaf 2029 van € 3 miljoen. Dit betreft het tekort op jeugdzorg vanaf 2028 waarvan we verwachten dat het Rijk deze extra moet gaan compenseren. Deze werkwijze sluit goed aan bij het advies vanuit de VNG en laat transparant zien dat er aanvullende middelen voor jeugdzorg noodzakelijk zijn.
De koers voor deze programmabegroting is gericht op:
Focus op uitvoering
In de programmabegroting 2023-2026 hebben we het coalitieakkoord ‘Samen duurzaam vooruit’ vertaald. We hebben de speerpunten benoemd en zijn daar vol op mee aan de slag. In de afgelopen jaren hebben we hiervoor gelden gereserveerd in de jaarlijkse begrotingen om voortvarend aan de slag te kunnen met het uitvoeren van het coalitieakkoord. Dit betekent dat we ons in deze kadernota en de komende programmabegroting focussen op het uitvoeren van de eerder vastgestelde ambities en speerpunten. We willen hier ook niet te veel aan toevoegen om ons te focussen op de uitvoering. Er is nauwelijks financiële ruimte voor nieuw beleid, maar veel nieuw beleid zou ook niet passend zijn in een jaar voor de gemeenteraadsverkiezingen.
Realisatie van de strategische heroriëntatie
We zetten vol in op de feitelijke realisatie van de strategische heroriëntatie. Dit is noodzakelijk voor een gezond financieel meerjarig perspectief.
Onze financiële uitgangspunten
De begroting 2026 en de meerjarenramingen 2027-2029 hebben we opgesteld op basis van de volgende uitgangspunten:
- Ons financieel beleid blijven we gedegen en solide vormgeven. We gaan voor deze begroting uit van een geaccepteerd tekort van € 3 miljoen, zijnde de tekorten op jeugdzorg waarvan we uitgaan dat deze extra gefinancierd gaan worden door het Rijk vanaf 2028.
- Nieuw beleid wordt integraal afgewogen bij de vaststelling van de begroting. Het politieke debat over de inhoud wordt vooral integraal gevoerd bij de kadernota in het voorjaar. Voor deze programmabegroting is er géén c.q. nauwelijks ruimte voor nieuwe wensen (nieuw beleid). Nieuwe wensen moeten in principe binnen bestaande budgetten gerealiseerd worden en er is alleen financiële ruimte voor grote prioriteiten waarvan we inschatten dat deze van groot belang voor de ontwikkeling van onze stad c.q. van de organisatie.
- We kijken extra kritisch naar ruimte in de begroting (begrotingsposten die in jaarrekeningen meerdere jaren niet volledig besteed zijn c.q. waarbij opbrengsten jaarlijks hoger zijn).
- We hebben een algemene reserve die voldoet aan de gestelde normen (10% van de algemene uitkering). Eventuele incidentele ruimte binnen de algemene reserve kunnen we inzetten om onze ambities uit het coalitieakkoord waar te maken.
- We kijken jaarlijks kritisch naar alle reserves. In de nota reserves, die de gemeenteraad tegelijk met de programmabegroting behandelt, lichten we de reserves uitgebreid toe.
- De winsten uit het grondbedrijf zetten we in voor onze omvangrijke ruimtelijke opgaves (ontsluitingswegen, spoorzone, mobiliteitsplan, plan Groen/ blauw/ natuur). Daarbij merken we op dat de algemene bedrijfsreserve van het grondbedrijf weer geleidelijk stijgt, maar dat door nieuwe woningbouwplannen ook het risicoprofiel stijgt en dat als gevolg hiervan deze reserve moet gaan stijgen. Dit betekent ook dat er de komende jaren er geen sprake meer zal kunnen zijn van een afroming ten behoeve van de algemene reserve.
- Via actieve lobby en netwerken zetten we in op actief geld van derden te verwerven zoals bijdragen uit landelijke, regionale en Europese fondsen. De landelijke fondsen voor woningbouwimpulsen, volkshuisvesting en klimaat & energie bieden nadrukkelijk kansen.
- Via de voorjaarsnota 2025 vanuit het Rijk is een degelijke financiële compensatie aan gemeenten gegeven voor de jaren 2025 tot en met 2027. Net als de VNG vinden we de reeks vanaf 2028 te ambitieus (de ingeboekte besparingen op jeugdzorg en ook het verder verhogen van de opbrengst uit de hervormingsagenda). Daarnaast wordt er geen index van de kosten voor jeugdzorg toegepast, zoals de deskundigencommissie had aanbevolen. Concreet is afgesproken dat de deskundigencommissie Van Ark in het eerste kwartaal 2027 een uitspraak doet over de haalbaarheid van het financieel kader vanaf 2028. Onze structurele financiële positie blijft dus onzeker. Feitelijk schuift het Ravijnjaar op van 2026 naar 2028. We blijven lobbyen voor een realistisch en robuust financieel kader voor de uitvoering van jeugdzorg ook na 2028.
- De lokale lastendruk houden we minimaal op € 22,50 onder het landelijke gemiddelde. We blijven uitgaan van 100% kostendekking van tarieven en heffingen. We verhogen de OZB jaarlijks met de inflatie (2,67%).
- Voor subsidies 2025 wordt voorgesteld om uit te gaan van een inflatie voor 2026 van 2,1%. Bij gesubsidieerde professionele instellingen is in zijn algemeenheid sprake van een 80/20-verhouding tussen het loongevoelige en prijsgevoelige deel van de uitgaven. Voor budgetsubsidies wordt voor de compensatie van loonstijging uitgegaan van de specifieke CAO-ontwikkelingen per sector en voor de compensatie van prijsstijging wordt dan uitgegaan van een inflatie van 2,1% (% overheidsconsumptie netto materieel 2026). Bij de overige subsidies zoals professionele instellingen zonder budgetovereenkomst en niet-professionele organisaties wordt ook dit percentage van 2,1% voor prijscompensatie gehanteerd.
- De rekenrente stellen we in principe vast op 1,1%. Dit is een gemiddelde rente. We moeten de komende jaren echter fors gaan lenen. Voor deze extra leningen gaan we op dit moment in de begroting uit van een percentage van 3,3%. Dit betekent dat onze gemiddelde rente de komende jaren zeker gaat stijgen.
- De raming van de algemene uitkering uit het gemeentefonds hebben we gebaseerd op de septembercirculaire 2025.
- In programma 10 hebben we een jaarlijkse post onvoorzien opgenomen. Op dit moment hebben we een post onvoorzien van € 300.000. Bij de strategische heroriëntatie in deze begroting stellen we voor om dit bedrag te verlagen naar € 200.000 vanaf 2026. Dit bedrag kan door het college gedurende het jaar ingezet worden voor incidentele tegenvallers. Criteria daarvoor zijn: onuitstelbaar, onvermijdbaar en onvoorzienbaar. De verantwoording van de inzet van deze post nemen we op in de reguliere planning- en controldocumenten.