Programma 10. Financieel beleid

We verlagen de jaarlijkse onttrekking uit de reserves Afloop gaswinstuitkering Maaslandgas, Deposito BNG en de reserve (verbouwing) gemeentehuis met in totaal € 157.000 in 2029. In het verleden hebben we om specifieke redenen geld in deze reserves gestort om dit vervolgens verspreid over meerdere jaren in te zetten voor de reguliere begroting. We bouwen het bedrag af dat we jaarlijks inzetten voor de begroting.

Voor het jaar 2026 kiezen we voor een OZB verhoging van 2,67%. Dit betreft de reguliere verwachte inflatie voor 2026 (vastgesteld in de kadernota 2026). Dit betekent per saldo een hogere belastingopbrengst van jaarlijks € 0,7 miljoen).

We laten incidenteel een bedrag van € 0,8 miljoen eenmalig vrijvallen uit de stelpost loon- en prijscompensatie in 2025. In de begroting hadden we in totaal een bedrag opgenomen van circa € 10,3 miljoen voor reguliere loon- en prijsstijging binnen de totale begroting. Door een kritische beoordeling houden we dit bedrag over.

We verwachten € 90.000 aan vennootschapsbelasting lasten over 2025 vanwege onze activiteiten met uitzondering van de grondexploitatie. De vennootschapsbelasting van de grondexploitatie onttrekken we uit de Algemene reserve van het grondbedrijf (ABR). Dit bedrag is nog niet in te schatten. Bij de jaarrekening verwerken we de werkelijke last en de daarbij behorende onttrekking. De vennootschapsbelastingslast heeft geen stabiel patroon, we ramen deze daarom incidenteel voor het huidige jaar.

Door vertraging van projecten hebben we een voordeel op lagere afschrijvingskosten en ook lagere rentenkosten in totaal € 3,4 miljoen en € 2 miljoen in 2026. We hebben lagere afschrijvingskosten doordat projecten later gerealiseerd worden en omdat we pas starten met afschrijven nadat project is afgerond ontstaat hierdoor een incidenteel voordeel. Daarnaast hebben we hierdoor in de jaren 2025 en 2026 naar verwachting minder financieringsbehoefte en moeten we dus minder externe leningen aantrekken. Het incidentele rentevoordeel is circa € 2 miljoen in 2025 en € 1,7 miljoen in 2026. Daarnaast hebben we een beperkt voordeel door afstemming van investeringen met de daarvoor bestemde reserve investeringsprojecten die ter dekking zijn van de jaarlijkse investeringslasten. Aangezien de verwachting is dat de rente in de komende jaren gaat stijgen, stellen we voor om het verwachte incidentele voordeel gekoppeld aan de rente voor 2025 en 2026 te storten in de reserve renteomslag. Deze reserve kan dan ingezet worden om rentestijging gefaseerd op te vangen.

De algemene uitkering stijgt in alle jaren. In 2025 gaat het om € 7,3 miljoen extra en dit loopt af tot vrijwel nihil in 2029. Wanneer we hiervan de noodzakelijke afzonderingen afhalen ontstaat er in 2025 een voordeel van € 6,3 miljoen. Het structureel effect (laatste jaar) van de circulaire is echter € 0,4 miljoen nadelig. Dit komt vooral door negatieve aanpassingen in het accres. Het zogenaamde ravijnjaar vanaf 2028 is nog steeds goed zichtbaar. We ontvangen in 2028 € 7 miljoen minder ten opzichte van het jaar 2027.